T De leraren van de leegte, het inzicht uit de leegte en de impressie van de kluizenaar

In deze trance-beleving treden energieën op van zeer fijne trillingen, want deze energieën staan dichtbij de leegte. Ze proberen uit te leggen waarom ik in mijn incarnatiecyclus op een gegeven moment bedacht had om kluizenaar te worden. Dat heb ik gedaan. Daarin was ik niet de enige. Soms past het inderdaad dat iemand kluizenaar wordt, als het de roep vanuit de ziel is. De drang kan ook voortkomen uit een aanraking van de leegte, zoals in deze trance-beleving uitgelegd wordt, en wat mijn situatie was. Aangezien de drang vanuit de aanraking van de leegte nog sterk aanwezig was in deze incarnatie, zijn ze komen uitleggen wat er aan de hand was zodat ik makkelijker daar uit kon groeien, want ik wilde dat lange tijd niet loslaten. Ze leggen het uit. 

Ik zie waar de kluizenaar zit. Ik zie dat de kluizenaar het leven niet begrijpt omdat hij dat deel overslaat. Dus het inzicht is er dat de kluizenaar dat allemaal heeft achtergelaten en dat de kluizenaar dus niet begrijpt, want dat is niet van de kluizenaar. Het is niet aan de kluizenaar om te zeggen of iets van zich is. De kluizenaar is zelf helemaal niet. Het is het deel dat gezien heeft en dat steeds weer in balans gebracht moet worden met het geheel. En wij noemen dat deel de kluizenaar. Dat deel zelf bestaat niet. Het is een impressie van de aanraking van de leegte. En de leegte wil dit gezegd hebben: zij kan zich niet verwoorden. Dus de kluizenaar heeft het ook niet bij het rechte eind. Wij kunnen zeggen: niet bij het rechte gevoel. Maar wij kunnen ons niet verwoorden. Er is geen spirituele verdediging tegen het spirituele inzicht van de kluizenaar, want dat inzicht dat staat. Dat is de leegte. Die heeft hij ervaren. Dat inzicht heeft een definitief karakter. Maar het zijn nooit onze woorden.

 

Wij kunnen pas op het einde spreken, op het einde van iedere evolutie. Daarvóór is het altijd oppassen. Daarvóór is het altijd de spirit zelf. De kluizenaar is de spirit zelf en wij kunnen ons hier niet tegen verdedigen. Wij kunnen dat inzicht van de kluizenaar niet beletten te zijn. Het is onze aanraking. Het is onze aanraking. Onze aanraking is wel echt, is reëel. Wij kunnen niet de impressie die dan ontstaat verhinderen. Maar wij kunnen pas spreken aan het einde van iedere hele evolutie. Wij spreken pas op het einde en dan is alles pas begrepen. Eerder is er geen begrijpen. Er is wel begrijpen, wij noemen dat ook het echte begrijpen van die laag, want voor die laag is dat echt begrijpen. Dus we respecteren dat als echt begrijpen. En die laag moet daarom voorzichtig zijn met zijn echte begrijpen, want het is niet het echte begrijpen want dat kan nog heel lang gaan duren. Dus onze woorden zijn niet onze woorden. Het zijn de indrukken. Het is de indruk van het inzicht in de spirit, in de mens.

 

Onze woorden zijn uit totale leegte en hebben daarom geen invloed, willen geen invloed hebben, zijn uit totale leegte. Dus als wij spreken over dingen, over de uiterste onbelangrijkheid van de mens, heeft dat geen zin om invloed te hebben want onze woorden komen uit de leegte. Dit inzicht is uit de leegte. Alles is uit de leegte.

 

Het is de impressie van de mens. De mens kan niets hebben. Het is de impressie van de mens die denkt dat leegte iets is om zus of zo te leven of om te hebben. Het is helemaal leeg. Dus de mens streeft daarnaar maar er is niets. Dus wij kunnen de leegte niet uitdrukken. En wij kunnen niet de leegte achter ieder woord laten zien. Maar als de mens de leegte achter ieder woord kon zien, liet hij ze ook zo weer vallen want er is niets van zus of zo. Maar wij geven toch indrukken door. Dus wij geven wel die indrukken door, want anders: waarom zou de leegte spreken? De leegte kan ook de mond houden. Dus de leegte kan de mond houden en dit heeft verder geen enkele zin. En dan zeggen wij: wij zijn één grote familie.

 

Wij kunnen niet verhinderen dat onze kinderen vallen als we ze meenemen op de tocht. Wij kunnen dat niet verhinderen. Dus de kinderen moeten dat zelf leren. Maar als zij niet altijd voorbereid zijn en een fout maken, kunnen wij dat niet verhinderen. Maar zij moeten snel leren, en natuurlijk is het de bedoeling dat zij leren anders heeft het toch geen zin.

 

Wij hebben nu naar de kluizenaar gekeken als onderdeel van de spirit. Het is niet mogelijk om die leegte te ervaren. Als de leegte is geweest blijft er altijd iets hangen en dat kunnen wij niet zuiverder krijgen. Dus wij zeggen dan: kom maar mee op onze tocht. Maar wij kunnen niet verhinderen dat je je voet stoot. Of misschien valt het kind naar beneden. Maar het licht van de waarheid probeert te schijnen en kan niet tegen iemand iets zeggen. Dus het licht van de waarheid is altijd dat verkleurde licht. Dus wij kunnen niet de leegte overbrengen. Dat vereist de totale oplossing.

 

Wij zijn één. Wij zijn één. Ons leven is één. Mijn leven is jouw leven en jouw leven is mijn leven. Wij zijn één. (Het vogeltje buiten fluit.) Ja, nu zien we het moment waarop alles in elkaar is, één, in een harmonieuze vrede. Dat is het moment dat ons het dichtst benadert. Het moment waarin alles is opgenomen en verenigd in een harmonieuze vrede is het moment van het gevoel dat ons het dichtst benaderd. Wij treden op als leraren.

 

“Wat is de bedoeling hiervan, omdat jullie zo’n hoge leraren zijn?”

 

Wij kunnen alleen maar terugkomen op de eenheid. Deze spirit voelt ons nu als zichzelf. Deze spirit voelt ons nu als zichzelf. Wij ontstaan uit het proces van de evolutie. Alles gaat zo: in een totale inbedding van het leven gaat de stroom. Wij zijn de inbedding. Hier trekken wij alles naar ons toe. Wij houden onze hand open en trekken alles naar ons toe. De weerkaatsing van ons licht op de gezichten van de mensen is niet feilloos. Wij staan en wij schijnen en de mensen zien ons en komen naar ons toe. Wij zien hun omweg, maar wij schijnen altijd. Het is het leven zelf wat wij zijn. Wij zijn de inbedding waarin alles is. Wij zijn altijd leraren, of wij spreken of niet. Wij zijn altijd leraren. Het is het contact. Het contact met alle schepselen, dat is het moment waarop wij leraren zijn. Dat is onze leraarschap. Dan zijn wij leraren. Wij zijn leraren in het moment van het contact met alle schepselen. Maar wij kunnen alleen maar schijnen. (Weer fluit het vogeltje buiten.) Het besef van onze eenheid is altijd het besef, het menselijke besef. Als wij één zijn, waar wij één zijn, is in de leegte.